Het Koninkrijk van God
De betekenis van het Koninkrijk van God is een van de belangrijkste thema's in de Nieuw Testamentische theologie. Het is immers ook het voornaamste thema in Jezus' boodschap. Zijn hele boodschap werd door Hem samengevat in "het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen", "verkondiging van het evangelie van het Koninkrijk", "om het evangelie Gods te preken" (vgl. Matt. 4:17; 4:23; 9:35; Mk. 1:14-15). In Lukas 4:43 geeft Jezus de reden aan waartoe Hij is uitgezonden: "ik moet het evangelie van het Koninkrijk Gods verkondigen." Om dus de boodschap van het NT te begrijpen, is het noodzakelijk de betekenis van het Koninkrijk van God te kennen. Hoewel veel mensen en theologen erover spreken is er weinig overeenstemming:1)De charismatische "Konninkrijk nu' theologen, benadrukken de connectie tussen het koninkrijk en de gave van tongen en genezing. De kracht van het Koninkrijk wordt gemanifesteerd door de kracht over demonen.
2)De bevrijdingstheologen zien het Koninkrijk grotendeels in politieke en sociale veranderingen.
3)Voor dispensationalisten, zoals Dave Hunt, is het Koninkrijk nog volledig exclusief toekomstig. Als prechiliast benadrukt hij dat het Koninkrijk pas gerealiseerd zal worden tot de nieuwe hemel en de nieuwe aarde gevestigd zullen worden wanneer het millennium voorbij is. Hunt helt dus over naar de visie dat het Koninkrijk van God in geen enkele zin een tegenwoordige realiteit is, en benadrukt daarentegen het belang van de hemel in het Christelijke leven.
4)Voor de reconstructionisten betekent het Koninkrijk volgens Gary North eenvoudig 'beschaving'. Het betekent de wettige dan wel de onwettige uitoefening van autoriteit in de geschiedenis. In deze zin heeft het meer de betekenis van een ideale sociale orde. In een iets latere publikatie is Gary North meer specifiek: "Het Koninkrijk van God is de beschaving van God: inwendig, uitwendig, historisch en eeuwig." Door de woorden in- en uitwendig tot te voegen in zijn definitie, voorkomt North de problemen die inherent zijn aan het identificeren van het Koninkrijk met een historische sociale orde. De tendens van de "Reconstructionisten" is echter om de verhouding tussen het Koninkrijk van God en de sociale-politieke transformatie te benadrukken.
Peter J. Leithart, pastor van de Reformed Heritage Presbyterian Church in Alabama komt in een m.i. zeer evenwichtig artikel tot een sterkte-
en zwakte analyse van deze visies en zegt dat in al deze visies een bepaalde
waarheid schuilt. Later heeft hij hierover een boek geschreven: "The Kingdom and the Power; Rediscovering the Centrality of the Church" . Voor een recensie zie Dominion theology meets the Kingdom of God.
Om die visies te beoordelen, moeten we recht doen aan alles wat
de Heilige Schrift ons hierover zeggen. Dat schijnt voor ons beperkte mensen
doorgaans echter nogal moeilijk te zijn. Louter omdat de Schrift niet altijd
eenduidig overkomt.
1) Ten eerste, omdat i.t.t. bijvoorbeeld de leerstelling over zonde, het
Koninkrijk van God, nergens duidelijk gedefinieerd wordt. Op de een of andere
manier schijnt Jezus ervan uit te gaan, dat Zijn hoorders begrepen wat Hij
bedoelde. I.p.v. het Koninkrijk te definiëren, legde Hij zijn aard uit door een
variëteit aan beelden, metaforen, en gelijkenissen.
Sommige geleerden gaan zover dat zij zeggen, dat het Koninkrijk helemaal geen
'ding' of 'idee' is, maar een 'geladen symbool' is, dat verschillende
associaties in zich draagt. Zo kan gezegd worden dat door het gebruik van dit
symbool, Jezus vele verschillende concepties in de gedachten van zijn
luisteraars opriep. Zij dachten aan Gods heerschappij over de schepping, Zijn
machtige daden t.b.v. van Zijn volk, de glorie van het koninkrijk van Israël
onder David en Salomo, de profetisch beloften van het herstel van Davids
Koninkrijk, Daniëls profetie van de 'Zoon des Mensen' aan wie heerschappij en
een Koninkrijk gegeven zou worden, en andere Oud Testamentische gebeurtenissen
en instituties.
Deze benadering in de studie van het Koninkrijk heeft als voordeel dat het de
complexiteit van Jezus leer over het Koninkrijk serieus neemt, en dus een
bruikbare correctie is op de verleiding deze lering te beperken tot een of twee
basiselementen. Het is zeker waar dat Jezus' parables, gebeden en gelijkenissen
"noch wederzijds exclusief noch uitputtend zijn." Bovendien is deze benadering
precies in haar verstaan van het gebruik van taal.
Het helpt ons echter niet in het produceren van een systematische begrijpen
van Jezus' leer over het Koninkrijk. Het is meer een theorie over Jezus'
gebruik van taal en het effect op Zijn toehoorders dan over Zijn theologie
(hoewel de twee, natuurlijk gerelateerd zijn). We hebben immers dan nog niets
gezegd over hun onderlinge verhouding.
2) Een tweede obstakel bij het verstaan van het onderwijs in de Schrift over het Koninkrijk is dat tot deze eeuw, weinig aandacht besteed is aan dit specifieke thema. Wanneer de hervormers al spraken over het Koninkrijk werd dit gelijkgesteld met de Kerk. Het Koninkrijk en de Kerk zijn in de Schrift inderdaad nauw verbonden en in bepaalde opzichten kunnen ze zelfs verwisselbaar zijn. Maar in het algemeen zijn ze niet identiek. Jezus kwam niet om het "evangelie van de Kerk" te prediken.
3) Pas in reactie op de liberalen, begonnen de conservatieven deze kwestie nader te bestuderen. In de evangelische wereld, werd zij echter teveel geconditioneerd door het dispensationalisme, met een concentratie op het millennium, wat in het geheel op zijn hoogst van secundair belang is. M.a.w. de dispensationalisten hebben het speelveld geselecteerd en de regels bepaald. Het is derhalve ironisch dat liberale schrijvers beter over de bijbelse prioriteiten hebben nagedacht.
4) De studie van het Koninkrijk wordt ten slotte moeilijk gemaakt door het feit dat het verbonden is met zoveel verschillende doctrines. Het Koninkrijk wordt geassocieerd met de vergeving van zonden (Matt. 18:21-35), berouw en geloof (Matt 4:17), rechtvaardig leven (Matt. 5:3; 5:17-20), en de wedergeboorte (Joh. 3:5). Het zoeken van het Koninkrijk moet onze hoogste prioriteit zijn (Matt. 6:33), en het Koninkrijk is onze bestemming en erfenis (Matt. 25:34). Om de aard van het Koninkrijk te verstaan, moeten we ook het onderwijs van de Schrift over deze thema's onderzoeken.
Is het Koninkrijk slechts inwendig?
Hoewel het over het algemeen duidelijk is dat het Koninkrijk van God een inwendige, geestelijke heerschappij van Christus in onze harten is, kunnen we ons evenwel afvragen, of dit perspectief volledig weergeeft al hetgeen Gods Woord ons openbaart over de aard van Gods Koninkrijk. Is het accuraat te zeggen dat de heerschappij van Christus verder gaat dan het hart van de gelovige? Regeert Christus op enigerlei wijze ook op een externe, zichtbare manier van deze wereld?
Om deze vraag te beantwoorden, moeten enige theologische onderscheidingen worden gemaakt. Ten eerste, moeten we differentiëren tussen het door de Voorzienigheid beschikte Koninkrijk van God (zijn soevereine regering over elke historische gebeurtenis, goed of kwaad) en het Messiaanse Koninkrijk van God (de goddelijke regel die de macht van het kwaad breekt en verlossing voor Gods uitverkorenen verzekert). Het eerste wordt aangeduid in Daniël 4:17, "de Allerhoogste macht heeft over het koningschap der mensen". terwijl Daniël 7:13-14 verwijst naar de verlossende, morele, en overwinnene heerschappij van de messiaanse Zoon des Mensen.
Een tweede onderscheid, dat niet vergeten moet worden is, is het verschil in de bijbel tussen "Koninkrijk" en "Kerk". Matt. 13:38 bijv. informeert ons dat de scopus van het Koninkrijk van God de wereld is, inclusief de boosdoeners - hetgeen niet van de Kerk gezegd kan worden. Om accuraat te zijn, moeten we zeggen dat het Koninkrijk van God de Kerk voortbrengt, en dat de Kerk op haar beurt de "sleutels van het Koninkrijk heeft" (Matt. 16:18-19). Geen van beide beweringen zou waar zijn als we de twee entiteiten niet konden onderscheiden.
Een derde noodzakelijk onderscheid heeft te maken met het Messiaanse Koninkrijk (welke een bredere scopus heeft dan de kerk). We moeten een onderscheid maken tussen dit Koninkrijk in de Oud Testamentische fase van de anticipatie (vgl. Matt. 21:43, waar gezegd wordt dat het van de Joden wordt weggenomen), de huidige fase van de gevestigde realisatie (bijv. Matt. 12:28, waar Jezus zegt dat het Koninkrijk van God "over u gekomen is", en de fase van de voltooide realisatie bij Christus wederkomst (bijv. Matt 7:21-23, waar het binnengaan van Gods Koninkrijk gesteld wordt tegen-over het zenden in eeuwige veroordeling; vgl. 3:12).
Christus' Koninkrijk als deze-wereld
Ons antwoord op de vraag of het koninkrijk dus louter innerlijk is, moet, als recht willen doen aan alle aspecten van het Bijbels onderwijs op dit punt, een definitief Nee zijn. De regering van Christus -Zijn Messiaans Koninkrijk- is bedoeld elke vijand van gerechtigheid to onderwerpen, zoals het Paradijs herwonnen wordt voor de gevallen mens door de Redder. Zoals Isaac Watts het poëtisch uitdrukte: "He comes to make His blesings flow, Far as the curse is found" [Hij komt om zijn zegeningen te laten vloeien, zo ver als de vloek gevonden wordt]. Alles dat aangeraakt is door schuld en de vervuiling van zonde is het object van de koninklijke triomf van de Messias - alles. Het koninkrijk brengt niet alleen vergeving en een nieuwe harts-liefde voor God; het brengt ook concrete gehoorzaamheid aan God in alle delen van het leven. Die dingen die in oppositie staan tot God en Zijn doelen en Zijn karakter moeten overwonnen worden door de dynamische regering van de Messiaanse Koning. De effecten van Christus heerschappij moeten evident zijn op aarde, onder alle naties, en door het geheel van menselijke aktiviteiten.
Dit alles over-heersend perspectief wordt door apostel Paulus weergegeven in het eerste hoofdstuk van Collossenzen, waar geopenbaard wordt dat alle dingen door en tot Jezus Christus geschapen werden (v. 16), dat alle dingen weder met Hem verzoend worden (v. 20), en dat dientengevolge in alle dingen Hem de voorrang gegeven dient te worden.
De regering van Christus is niet beperkt tot innerlijke zaken van het hart, tot gebed, meditatie, en vroomheid. Dat is alleen het begin. Het koninkrijk van God "brengt vrucht voort" (zie Matt 13:23; 21:43) zodat d.m.v. de zichtbare kwaliteit van het leven van een persoon, de innerlijke status van zijn hart kan worden onderscheiden: "Aan hun vruchten zult gij hen kennen" (Matt. 7:16-21). Zo zijn dus, zelfs eten en drinken als externe aktiviteiten inbegreoen in de heerschappij van de Messias. De innerlijke heerschappij van de Heiland moet manifest worden in publieke gerechtigheid: het echte horen van het woord, de ware godsdienst, en echt geloof worden gezien in het vervullen van de wet, het naar buiten gekeerd helpen van de onderdrukten, en praktische bijstand van de bedroefden (Jak 1:22-2:26). Het beperken van de regering van Christus tot innerlijke zaken is de voeling missen met het ware karakter van onderwerping aan de Koning.
Het koninkrijk van Christus is onmiskenbaar gericht op deze werld in zijn effecten en manifestatie. Zeker Christus' koninkrijk spruit niet voort "uit deze wereld" (Joh 18:36), hetgeen wil zeggen dat de bron van Christus' regering niet "van hier" is. Niettemin, heeft Zijn heerschappij, met zijn oorsprong in God zelf, betrekking op deze wereld. Het heeft een externe uitdrukking op aarde in de huidige tijd. Of zoals Paulus het uitdrukt: "de godsvrucht is nuttig tot alles, daar zij een belofte inhoudtvan leven, in heden en toekomst" (1 Tim. 4:8). In een beroemde gelijkenis van het koninkrijk, legt Christus op gezaghebbende wijze uit dat het veld (het koninkrijk) de wereld is (Matt. 13:38). Onze hoop, als een door God verlost koninkrijk van priesters is ingekapselt in het mooie lied, dat "de koninkrijken van deze wereld, zijn geworden de koninkrijken van Onze Heer en van Zijn Christus; en Hij zal regeren voor eeuwig en eeuwig" (Opb 11:15). Het Messiaanse koninkrijk moet gezien worden, derhalve, als gericht op deze wereld, extern, en zichtbaar - niet louter innerlijk in het hart van de mens en van een andere wereld.
Definitie van het Koninkrijk
In een poging om zoveel mogelijk recht te doen aan alle aspecten van het Koninkrijk komt Peter Leithart op zijn beurt tot de volgende definitie: Het Koninkrijk van God is de nieuwe wereld orde, in hemel en op aarde, veroorzaakt door de revolutionaire veranderingen die teweeg gebracht zijn door Jezus' vervulling van het Oude Testament in Zijn leven, dood, opstanding en hemelvaart.
Elders vat hij zijn visie van het Koninkrijk als volgt samen: "Het Koninkrijk is de regering van God door de God-mens, Jezus Christus. Het werd gevestigd toen Jezus kwam om Zijn vijanden te overwinnen, en orde te brengen in de chaos van de zonde. Na het veroveren van Zijn vijanden, zat Jezus op Zijn troon om over alle dingen te heersen. In principe, is Jezus heerschappij reeds universeel; Hij regeert genadig over alles en Hij regeert overal. Hij regeert over alle mensen en alle menselijke associaties. Degenen die zich aan Hem onderwerpen, komen in de zegeningen van het koninkrijk, de kracht en de priveleges genietend van het zijn van Zijn onderdaan, zich toewijdend aan een rechtvaardig leven. Christus zet Zijn koninkrijk voort door de proclamatie van het evangelie en de werking van Zijn Heilige Geest, terwijl Hij zijn genade schenkt en meer en meer volkeren onder de bescherming en de zegeningen van Zijn heerschappij brengt. Hij zet zijn heerschappij ook voort door de gebeurtenissen in de geschiedenis te ordenen ten bate van Zijn kerk, inlusief de bekering en verwoesting van Zijn vijanden. Christus uiteindelijke doel is de Vader te verheerlijken en te verhogen (en van blaam te zuiveren). Zijn meer direkte doelis Zijn volk te redden en gerechtigheid en vrede op de aarde te bewerkstelligen.
Dispensationalist Herman Hoyt van Grace Theological Seminary geeft het goed weg, wanneer hij stelt dat het koninkrijk geestelijk is in de zin dat het "geregeerd wordt door de Geest van God." De controlle van de Geest van individuen zal gemanifesteerd worden in individueel ethisch gedrag, de genezing van sociale relaties, politieke transformatie, fysieke en ecologische verbetering, en religieuze zuiverheid. Het verschil met Hoyt's visie en dat van postchiliastische Reconstructionisten is, 1) de kwestie van timing en 2) of Christus wel of niet lijfelijk aanwezig zal zijn gedurende het millennium. Reconstructionisten geloven dat deze dingen geleidelijk het zullen ontwikkelen gedurende het huidige tijdperk, terwijl Hoyt c.s. geloven dat dat pas zal gebeuren ne Christus wederkomst en Hij zijn troon in Jerusalem vestigt.
Het Koninkrijk van God is echter reeds gekomen met de eerste Advent van Christus (inclusief het oordeel van A.D. 70); het is nu in progressie en zal toenemen tot aan het einde der wereld.
4.2. Verschillende aspecten van het koninkrijk
Erg behulpzaam is ook de uitleg van Kenneth L. Gentry, die achtereenvolgens spreekt over de Verwachting van het Koninkrijk; de Aard [nature] van het Koninkrijk; de Tegenwoordigheid van het Koninkrijk; de Missie van het Koninkrijk; en de Overwinning van het Koninkrijk. Deze aspecten zijn een welkome aanvulling op de in evangelisch gerespecteerde theologie van George E. Ladd en Herman Ridderbos, die zich nauwgezet gewijd hebben aan de theologie van het Koninkrijk Gods. Over de verwachting van het Koninkrijk schreven wij reeds in par. * Wij zullen de overige aspecten hier in de volgende paragrafen nader toelichten.
4.2.1. De essentie van het Koninkrijk
Een van de moeilijkheden die dispensationalisten hebben is in het verstaan van het Messiaanse koninkrijk, door de profeten voorzegd is m.b.t. de fundamentele essentie (of aard) van het koninkrijk. Zij beweren dat het Messiaanse koninkrijk 1) een toekomstig, aards, door Armageddon voorafgegaan politiek systeem zal zijn, 2) de lijfelijke aanwezigheid van Christus vereist, en 3) fundamenteel Joods in doel en karakter zal zijn. Wij zullen in deze paragraaf de eerste twee punten nader toelichten. Punt drie komt aan de orde in een apart hoofdstuk*.
De geestelijke natuur van het Koninkrijk
Reconstructionisten stellen daarentegen dat het Koninkrijk in essentie van een geestelijke natuur/aard is, (Rom 14:17), en opereert vanuit het hart (Luk 17:20-21); het is geen toekomstige, door een Armageddon geintroduceerd, aards en politiek koninkrijk, zoals ook de joden in de eerste eeuw die verwachtten. Een kenmerk van dispensationalisten is de bewering dat Christus Israel een letterlijk, politiek, aards koninkrijk aanbood, dat de Joden echter verwierpen, en daarmee zijn uitstel veroorzaakten. Deze kijk op het koninkrijk is ons inziens geheel onjuist. In feite, was dit juist het soort koninkrijk dat de Joden wilden en dat Jezus weigerde: "Daar Jezus bemerkte, dat zij zouden komen en Hem met geweld meevoeren om Hem koning te maken, trok Hij Zich weder terug in het gebergte, geheel alleen" (Joh 6:15).
De geestelijke tegenwoordigheid van Christus in Zijn Koninkrijk
De tegenwoordigheid van Jezus Christus is eveneens geestelijk, Hij regeert zijn koninkrijk vanuit de hemel (Joh 18:36) door de inwoning van zijn Geest
Jezus, die vanaf Zijn hemelvaart niet langer alleen gezalfd is als koning, maar ook gekroond; Hij zit immers aan de rechterhand Gods!
De gedachte dat de afwezigheid van Christus op de aarde tijdens zijn koninklijke heerschappij de messias beroofd van zijn moment van aardse glorie en verheerlijking, is hoewel niet zo bedoeld, in feite nogal minachtend. Want wat voor glorie is het die leert dat Christus persoonlijk en lichamelijk op aarde heerst over een politiek koninkrijk dat aan het einde tegen Hem in opstand komt (Opb. 20:7-9)? Dit zou een tweede vernedering van Christus impliceren.
4.2.2. De tegenwoordigheid van het Koninkrijk
Het is duidelijk vanuit de Schrift dat met de komst van Christus (in het bijzonder na Zijn formele, publieke manifestatie tijdens Zijn doop) het Koninkrijk nabij gekomen is. Er is een herhaaldelijke nadruk op de nabijheid van het Koninkrijk in Zijn bediening. We lezen in Markus 1:14-15 "En nadat Johannes was overgeleverd, ging Jezus naar Galilea om het evangelie Gods te prediken: De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie. (vgl. Matt 4:12-17). Klaarblijkelijk is Johannes voor Christus belangrijk als een soort demarcatielijn die het tijdperk van de voorbijgaande koninkrijks-verwachting scheidt van het tijdperk van zijn vervulling, die begint met het einde van Johannes. Johannes had eerder van Hem gezegd: "Hij moet wassen. ik moet kleiner worden" (Joh. 3:30; cf. Matt 11:11-14)
Er bestaat een duidelijk en overtuigend bewijs, dat het koninkrijk daadwerkelijk kwam tijdens Christus' bediening. Mogelijk een van de duidelijkste uitpraak in dit opzicht is waarschijnlijk Mattheüs 12:28 "Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen." De waarheid is, dat Jezus inderdaad demonen uitdreef. Het loutere feit dat een inbreuk gemaakt is op Satan's koninkrijk en zijn bezittingen (demons) door Christus worden weggevoerd worden (Matt. 12:25-29) is bewijs dat het koninkrijk gekomen is, en dat terwijl de koning nog niet eerder formeel als koning geïnstalleerd werd tot Pinksteren (Hand. 2:30vv). Een andere bewijsplaats is Lukas 17:20-21 "En op de vraag der Farizeeën, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, antwoordde Hij hun en zeide: Het Koninkrijk Gods komt niet zo, dat het te berekenen is; ook zal men niet zeggen: zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u." Jezus beantwoordde hun vraag reeds bijna 2000 jaar geleden. Hij sprak tot hen in de tegenwoordige tijd: Het Koninkrijk is heden present. Het wacht niet op een toekomstige, door Armageddon-geïntroduceerde manifestatie; het bestaat nu onder hen, zei Christus. Zelfs tijdens Jezus' bediening waren er mensen die zich er binnen drongen (Lucas 16:16).
Bij Zijn intocht in Jeruzalem op een ezel, riepen de mensen: "Hosanna... De koning van Israël! ..., gelijk geschreven is: Wees niet bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt, gezeten op het veulen van een ezel." (Joh. 12:12-15). Hier wordt Christus dus niet alleen tot "koning" verklaard, maar Hij accepteert het ook dat het publiek Hemzelf als koning onthaalt, ondanks de opmerkingen van de Farizeeën (Matt. 21:15-16).
Ook tijdens zijn verhoor voor het Sanhedrin en bij Pilatus en Herodus, geeft Jezus specifiek zijn Koningschap en de tegenwoordigheid van Zijn koninkrijk toe (John 18:36-37a). Hoewel Hij het koninkrijk definieert als komende van een andere wereld, i.t.t. een essentieel politiek koninkrijk (zoals dat van Caesar), geeft Hij niettemin aan dat Zijn koninkrijk tegenwoordig is: Hij spreekt van "mijn koninkrijk" (v. 36a). Hij claimt Zijn eigen "dienaars" te hebben (ook al vechten zij niet met het zwaard om Hem te verdedigen, v. 36b). Hij bevestigt duidelijk wat Pilatus suggereert: "Gij zegt, dat Ik koning ben" (v. 37a), en dat Hij voor dat doel in de wereld geboren en gekomen is (v. 37b)!
Na Zijn opstanding volgde Jezus' installatie op de troon. Tijdens Pinksteren haalt Petrus de profetie aan van David dat "Degene die op zijn troon zou zitten", een profetie was van de "opstanding". Na de ultieme vernedering aanhet kruis en in het graf, begon, met Zijn opstanding Zijn verhoging in voorbereiding op Zijn hemelvaart naar de rechterhand van de troon van God, de plaats van universele heerschappij en autoriteit. Daar werd hij gekroond met "glorie" (Hebr. 2:9) om Zijn heerschappij te beginnen, door het uitoefenen van "alle autoriteit en macht" (Matt. 28:18). Zijn eerste exercitie van koniklijke autoriteit was het uitgieten van de Heilige Geest (Hand. 2:34-36). Dit is een viering van Zijn bekroning door het distribueren van giften aan Zijn onderdanen, op de wijze van een krijgs-koning die triomfantelijk naar zijn hoofdstad terugkeert na zijn overwinning op de vijand (Hand. 2:33; Ef. 4:7-12). Het belooft Zijn goddelijke koninklijke assistentie aan Zijn volk (Rom 8:34). In feite, wacht Hij nu al op Zijn troon op de ineenstorting van al Zijn vijanden onder die majestueuze en gracieuze heerschappij (1 Cor. 15:23,24; Heb. 1:3,13; 10:13). Dat is waarom er zoveel "koninkrijk van God" proclamatie is in het Nieuwe Testament.
Juist zoals Jezus in feite onderwees dat Hij een koning was (ofschoon in een niet-politieke zin, Joh. 18:36-37), deden zijn volgelingen hetzelfde. In Hand. 5:31 handhaafde hij zijn verplichting de burgerlijke autoriteiten ongehoorzaam te zijn, wanneer het eist dat hij moeten stoppen Christus te prediken. Zijn reden is belangrijk: "Hem heeft God door zijn rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland". Het woord leidsman kan hier letterlijk vertaald worden met "leider, heerser, prins".
In Hand. 17 lezen we over de opschudding die de vroege christenen veroorzaakten. Zij werden ervan beschuldigd te "handelen ... in strijd met de geboden van de keizer door te beweren, dat er een andere koning, Jezus, is. De apostel Johannes gaf duidelijk te kennen dat Jezus al in de eerste eeuw heerste en regeerde: "Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde". Het is opvallend dat de titels die hij aan Jezus toeschrijft, overeenkomen met die van profeet (getrouwe getuige); priester (eerstgeboren uit de doden) en koning.
Volgens Paul stelde God, alles onder zijn voeten. (Ef. 1:22). God gaf Hem naam boven alle naam (Fil 2:9). In beide gevallen gebruikt Paulus de aorist, wat spreekt van een aktie op een bepaald punt, in een bep. tijd: tijdens Zijn opstanding, hemelvaart en plaatsneming op de troon. Vandaar de vele referenties naar Hem als "HEER" in het Nieuwe Testament. In feite, werd "Christus is Heer" [kurios] een soort credo in het apostolische tijdperk.
Christenen zitten nu in de regering met Hem
In licht van het bovenstaande, heersen en regeren Christenen met Hem in de wereld. Efeze 1:3 geeft aan dat we gezegend zijn "in de hemelse gewesten." Ef. 2:6 leert specifiek: "en [Hij] heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus". Wij zijn, in de ogen van God, gezeten in hemelse plaatsen, (hetgeen, in essentie, het idee is van Opb. 20:4-6), d.w.z. in een koninklijke positie.
Opmerkelijk is de brief aan de Efeziërs, feitelijk een anti-dispensationele polemiek van de apostel Paulus. I.t.t. dispensationalisten, die stellen dat Efeze 2 en 3 de meest uitgebreide passage in het Nieuwe Testament is, over de aard en het doel van het "gemeente-tijdperk", leert Efeziërs dingen die antithetisch zijn aan het dispensationalisme: Christus wordt nu reeds gezien in Zijn positie als een koninklijke Heer (1:19-22) en, zoals juist aangegeven, zitten we met Hem (1:3; 2:6). Paulus past de toepassing van "de beloften van het verbond" (letterlijk) toe op de heidenen in de Kerk (2:10-12). Hij benadrukt de verwijdering van het onderscheid tussen de Jood en de Heiden (2:12-19). Hij verwijst naar het opbouwen van de Kerk als zijn het bouwen van de tempel (2:20-22). Beweerd wordt dat de Nieuwe Testamentische fase van de Kerk in het Oude Testament is onderwezen, hoewel niet met dezelfde volheid en duidelijkheid (3:1-6). Christus koninklijke kroonbestijging wordt gevierd door het uitgieten van zijn gaven op Zijn Kerk/koninkrijk (4:8-11) met de verwachting van de historische volwassenwording van de Kerk (4:12-14). Paul spreekt over het koninkrijk op een zo'n wijze, die indicatief is voor zijn geestelijke, i.p.v. zijn politieke aard (5:5).
Wij hoeven dus niet te wachten op een toekomstige koningschap van Christus. Hij is nu op Zijn troon! Sterker nog, een van de meest in het Nieuwe Testament geciteerde of impliciet bedoelde tekst uit het Oude Testament, is Psalm 110. Die passage beschrijft het woord van God de Vader aan Christus de Zoon: "Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten". In de ene of andere vorm komt deze passage 16x voor in het Nieuwe Testament: Matt. 22:24; 26:64; Mark 12:36; 14:62: 16:19; Luk 20:42-43; 22:69; Hand. 2:34-35; Rom 8:34; 1 Cor 15:25; Ef. 1 :20; Col 3:1; Heb 1:3,13; 8:1; and 10:12. Het zitten aan de "rechterhand Gods" is een semantisch equivalent voor het zitten op God's troon, zoals duidelijk is uit Opb. 3:21: "ook Ik heb overwonnen en ben gezten met mijn Vader op zijn troon."
4.2.3. De missie van het Koninkrijk
Het moet begrepen worden dat Reconstructionisten geloven dat evangelisatie de absolute voorwaarde is voor een wereldwijd, postchiliastisch, theocratisch succes. Zij staan erop dat culturele invloed en verandering door God's volk - gered door genade alleen (Ef 2:8-10)- gepromoot dient te worden, in hun roepingen, en niet door de Institutionele Kerk als zodanig.
Hoe kan "kerstening" geschieden zonder de prioriteit van evangelisatie? Volgens de orde in matt. 28:19-20: komt evangelisatie, leidend tot de doop eerst. Daarna volgt het onderwijzen van bekeerlingen al hetgeen Christus onderwees, met de volle verzekering van Christus' eeuwen-lange tegenwoordigheid met hen om meer evangelisatie en meer onderwijs te promoten.
Zij geloven dat "zonder Mij kunt gij niets doen (Joh 15:5), maar dat we alle dingen vermogen in Christus, die ons kracht geeft, omdat God in al onze behoeften heerlijk voorzien zal naar zijn rijkdom, in Christus Jezus (Fil 4:13,19). Dus ons geloof is dat "indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad, zult gij tot deze berg zeggen: Verplaats u vanhier daarheen en hij zal zich verplaatsen en niets zal u onmogelijk zijn" (Matt. 17:20b).Dit leidt tot ons het "bewerken van [onze] behoudenis, met vrezen en beven, want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in [ons] werkt" (Fil. 2:12-13). In laatste instantie. "voor God is niets onmogelijk". Deze hoop heeft maar een fundament: het evangelie van de opgestane Christus (Hand. 4:12; 1 Cor. 3:11). Vandaar Paul's getuigenis over zijn aanpak: "Ik had niet besloten iets te weten onder u, dan Jezus Christus en die gekruisigd" (1 Cor. 2:2).
De grote opdracht: naties bekeren en tot Christelijke Republieken maken?
4.2.4.De overwinning van het Koninkrijk p. 213
Het postmilennialisme verwacht dat de grote meerderheid van wereldbevolking zich tot Christus zal bekeren op een bepaalde tijd voor de Tweede Komst van Christus, en dat deze gezegende conditie op aarde voor een lange tijdsperiode zal voortduren, dat de wereld een overvloed aan gerechtigheid, vrede, zekerheid, en voorspoed zal brengen, zoals niet gekend is in enige voorafgegane periode in de geschiedenis. Reconstructionisten geloven in een uiteindelijke overwinning van de universele kerk (het Christendom) op aarde. Dit is, in essentie, het Evangelie Overwinnings Motief, dat zij zowel in Oude als in Nieuwe Testamentische profetie ontdekken.
Op basis van de discussie over het vertrouwen van OT verwachtingen van overwinning en de met gezag beklede commissie gegeven aan de Kerk, hebben we duidelijk een bijbelse grond voor de verwachting van een overwinnnende vooruitgang van de verlossing in de weereld. We geloven dat "het Evangelie een kracht Gods is tot behoud".
Het graduele principe van de overwinning van het Bijbelse Evangelie versus catastrofisme...
Afwijkingen van het Koninkrijk
We kunnen minstens zes voorbeelden bedenken hoe we niet moeten bouwen aan een "Christelijke Beschaving".
a) Politiek Pyramidisme. De Pyramide maatschappij is de maatschappij waarin een meerderheid hun meeste tijd besteedt aan het omvormen van de overheid ten koste van henzelf, hun families, kerken, scholen, zaken, en lokale burgergemeenten.
De vorm van de pyramides in Egypte, vertelt ons iets over hun politieke filosofie. Egypte had een top-down systeem van totale controle. De farao's geloofden in politieke centralisatie. Alles werd door de farao per decreet geregeld. Hun stille getuigenis in de woestijn van Egypte moet ons eraan herinneren dat elk top-down politieke structuur gedoemd is te falen.
In een pyramide maatschappij, wordt alles door de Staat gecontroleerd. De heerser is zowel priester als koning. In de moderne pyramide maatschappijen is de Staat god, en politiek zijn priesterschap.
Toch brachten de farao's geen nieuw idee in de ontwikkeling van hun politieke filosofie. Allen die de ware God verwerpen, willen zelf "als God" zijn (Gen. 3:5). Rebellen tegen God willen controleren, manipuleren, hetgeen uiteindelijk leidt tot een vorm van slavernij.
Decentralisatie
b) Geestelijk koninkrijkisme.
Het Koninkrijk is zeker geestelijk, maar verwarring ontstaat over de term 'geestelijk' of 'spiritueel'. Geestelijk zijn betekent geregeerd te worden door de Heilige Geest. Voor velen, betekent 'geestelijk zijn' vervuld zijn van gedachten over de niet-fysieke werkelijkheid. In deze visie komt het geestelijk zijn neer op het niet betrokken zijn bij de materiële zaken van deze wereld.
c) millennium hopisme
Een manier om een christelijke samenleving te hebben,is te wachten tot Jezus op aarde terug komt om er een te vestigen. In die tussentijd, moeten christenen wachten. Het kwade is onvermijdelijk. Er is nagenoeg niets dat en christen kan doen om de opmars van het kwade te stoppen. In feite,leeft de christen in "het laatst der dagen" van de pogingen van de mens om welk type van samenleving ook nog maar te bouwen.
De geschiedenis is vol met voorbeelden van generaties van christenen, die wachtten op een desastreuze eschatologische gebeurtenis dat de wereldzou hervormen. Montanisten uit de tweede eeuw bijvoorbeeld gingen naar Phrygia om de "imminente komst van het koninkrijk" af te wachten, waar het "Nieuwe Jeruzalem op het punt stond naar beneden te komen uit de hemel op Phrygisch grondgebeid, war het de woonplaats van de heiligen zou worden."
d) sociaal evangelisme
Het Sociale Evangelie was voornamelijk beïnvloed door op de mens gerichte filosofiën van ImmanuelKant, George Hegel, en de evolutieleer van Darwin. Karl Marx noemde de phrase in zijn Communist Manifesto (1848)* In deze visie, zal de maatschappij veranderen omdat iets "inherent in de natuur drijft de mens een rationele, internationale, civiele orde te bouwen."*
Een veranderende maatschappij is onvermijdelijk omdat de veranderlijke mens onvermijdelijk is. Evolutie maakt hemzo. Bovendien, door het effecten van de hogere kritiek, die de kerk verwoeste, werd de Bijbel niet langer gezien ale een betrouwbare standaard voor persoonlijke en sociale ethiek. De Bijbel kon gebruikt worden als een aansporing tot verandering, maar het kon geen specifieke stappen brengen voor verandering. Moraliteit werd bepaald buiten de grenzen van de bijbelse openbaring.*
Het is duidelijk dathet sociale evangelie geen evangelie is.
e) ekklesiocratie
Een ekklesiocratie betekent dat de Kerk (een lokale gemeente of netwerk van Kerken zoals een denominatie) de enige heersende institutie in de samenleving is. Er zou geen juridische scheiding zijn tussen Kerk en Staat.
Lex, Rex
Wanneer de mens Gods regering verwerpen, voeren zij hun eigen regering uit. Dus de vraag is niet, "Theocratie of geen theocratie?" maar, eerder, "Wiens theocratie?" Theocratie is een "onvermijdelijk concept." De humanisten die Gods regering over al het leven ontkennen, werkn om de regering van de mens over al het leven uitvoeren. Aangezien de mens zichzelf dan als god ziet, is het legitiem te zeggen dat humanisme een "theocratie" is. Het Humanistische Manifest II zegt: "Geen godheid kan ons redden; wij moeten onszelf redden." Hoe hopen humanisten ons te redden? Wel, zij willen humanistische wetten, scholen, rechtbanken, een humanistische civiele regering en economie. In feite, willen zijdat de hele wereld humanistisch is. En wie denk je, geloen zij moet de wereld runnen? Humanisten, natuurlijk.
Onthoudt dud, theocratie betekent eenvoudig de "regering van God in de wereld." Als je in de heerschappij van Jezus Christus gelooft, dan geloof je in theocratie zoals hier boven geformuleerd. Dit betekent natuurlijk niet, dat je gelooft in een Kerk-Staat of een Staat-Kerk.
f) blind utopisme
Als iemand een historische overwinning voorzegt van het Christendom, is hij dan mogelijk niet een utopist? Utopia betekent letterlijk "nergens". Het beschrijft perfecte condities op aarde. Een utopisch geloof is iets dat nooit werkelijkheid zal worden. Utopische theoriën zijn altijd gebaseerd op een op door het milieu bepaalde kijk op de mens. Verander de omgeving en je verandert de mens, zegt de utopist. Wij weten, natuurlijk dat verandering begint in de harten van mensen. Daarna, moet de mens door het Woord van God gedisciplineerd worden. Wanneer zij groeien in God's genade, zullen zij het milieu om hen herstellen. De omgeving verandert de mens niet. Verloste mensen veranderen de omgeving. (p. 191vv)
p. 272vv Henry Van Til